De Godin Tanfana en de Den

Grove Den Pinus sylvestris pinePinus sylvestris (Grove Den) betekent ‘bosbewonende pijnboom’. Pijnboom of Pijn is de oude naam voor de Grove Den. Den stamt van het Germaanse woord 'tanna', dat oorspronkelijk ‘heilige boom’ betekende. De aanduiding ‘grove’ slaat op de grove structuur van de oranjerode schors.

Pinus sylvestris werd vaak gebruikt door de ouden om het kwaad af te weren en er wordt gezegd dat het de macht heeft om niet alleen de ruimte van kwade krachten te wissen, maar zelfs om kwade krachten terug te laten keren naar hun bron.

De Romeinse schrijver Tacitus heeft het over het Germaans dennenfeest ‘Tanfana’.

Hij beschrijft dat men Dennentakken in de hand droeg. Dennen en Sparren komen voor in allerlei sagen en legenden – bijvoorbeeld als verblijfplaats van geesten - en in heel wat Germaans volksgeloof en magie. Ook was de altijdgroene Den natuurlijk een symbool van eeuwig leven. Dit kwam vooral tijdens de Germaanse Joelperiode (Yule) naar voren. Dit feest viel (en valt nog steeds) rond Midwinter als de kortste dag eindelijk voorbij is en de dagen weer gaan lengen.

Onze voorouders – en ook hedendaagse heidenen – leggen een verband tussen de Den en de Germaanse Godin Tanfana (ook wel Tamfana, Tanfanae of Tamfanae). Tamfana was een Godin van de Weser-Rijngermanen. De vernietiging van haar tempel wordt vermeldt in de Annalen van Tacitus. Hij beschrijft een massamoord op het volk van de Cherusken, Chatti en Marsi en de totale vernietiging van de ´celeberrimum illis gentibus templum quod Tamfanæ vocabunt´ ('De beroemdste tempel onder deze stammen, die naar hun zeggen van Tamfana was'). Het toevluchtsoord van al deze stammen op het grondgebied van de Marsi. Er zijn geen andere vermeldingen van de Godin Tanfana die zonder meer naar haar te herleiden zijn, behalve deze passage van Tacitus.

De passage is een van de weinigen die Tacitus eerdere bewering, dat de Germanen geen tempels hadden weerspreekt. Wilhelm Engelbert Giefers stelde dat Tanfana afgeleid is van 'tanfo', wat in verband staat met het Latijnse 'truncus' en refereerde aan een bos op de Eresburg, verbonden aan de Irminsul.

Er zijn echter wel wat verklaringen die reëel lijken. 'Fana' is Latijn voor 'tempels'. Mogelijk betrof het hier een tempel voor de God Tan, waarin het Duitse woord voor Den (Tan) te herkennen is. De uitgang 'ana' word ook gevonden in de namen van andere Godinnen zoals  Hludana, Bertana, Rapana, en Madana.

Veel andere suggesties zijn gedaan over de oorsprong van de naam en de aard van de Godin. De Nederlandse geleerde A. G. de Bruyn, die zich verdiepte in de folklore van Oldenzaal en omgeving, baseerde zijn theorie aangaande Tanfana op een zegel stammende uit 1336 gevonden bij Ommen. Het zegel stelt een vrouw voor die een dennenboom vasthoudt en geflankeerd wordt door een zonnesymbool, een kat en een vogel. Hij opperde dat zij een Maan – of een Moedergodin was, misschien verwant aan de Carthaagse Godin Tanit. Hij en meer recent Rudi Klijnstra, brengen Tanfana in verband met de legenden rondom de Grote Steen in Oldenzaal. Deze steen lag eerst op de Tankenberg, een 86 meter hoge heuvel en het hoogste punt in de streek, en zou genoemd zijn naar Tanfana. Twentse sagen en legenden uit de streek gaan over een heiligdom dat gewijd was aan de godin Tanfana. Deze verdwenen tempel zou op of nabij de Tankenberg hebben gestaan.
Hoewel niet zeker is of op de Tankenberg een echte tempel voor haar heeft gestaan, was het in voorchristelijke tijden een rituele plek die tot na de middeleeuwen gebruikt werd in de volksreligie. Mogelijk is de grote steen verplaatst naar Oldenzaal om deze heidense praktijken tegen te gaan. Volgens de legende is de Tankenberg ook een verzamelplaats voor Witte Wieven en er is een bron, wat het nog aannemelijker maakt dat het een rituele plek is geweest.

'Tan' is ook het vroege Germaanse woord voor water, maar in latere Germaanse talen wordt het ook gebruikt voor heuvels en bergen. In het Middelnederlands betekende 'tange' een zandrand, in het IJslands betekent 'tangi' bergtop. Tanfana kan dan een plaatselijke variant zijn van Godinnen als Perchta, Hel of Nerthus.

De Nederlandse meisjesnamen Tanneke en Tanja, zouden ook afgeleid zijn van de naam Tan.

Tanfana vertoont overeenkomsten met de in Zeeland vereerde Nehalennia, die in verband wordt gebracht met reizen over water en de Noordzee. Nehalennia had een zacht weldoend karakter. Tanfana lijkt wat meer 'donkere' kanten te hebben, vandaar ook het verband met  Witte Wieven.

Bij de Germanen werden spar en den als cultusbomen gezien. Tanfana is het Germaanse dennenfeest, maar er is weinig over bekend. De dennen en sparren zijn allen gekoppeld aan de Germaanse Joelperiode (ook wel Yule of Noël genoemd), de dagen na de winter-equinox (op of rond 21 december) tot aan ongeveer 6 januari (Driekoningen).

Bij de Germanen was het gebruikelijk om groenblijvende takken en twijgen in huis te hangen en lichten te branden als afweermiddel tegen boze geesten. Ook werd vroeger in de Joelperiode een Joelblok uit het bos gehaald (vaak dennen of sparren stammen van ongeveer een halve meter lang). Het Joelblok werd gebrand in de haard. Alle lichten werden gedoofd en bij het licht van het Joelblok vertelde men elkaar verhalen. Om middernacht werd het Joelblok dan gedoofd.

De kerstboom grijpt terug naar de oude heidense traditie van het versieren van het huis met altijd groenblijvende takken in de Joelperiode. De kerk probeerde om het vieren van de levenskracht van Moeder Natuur te onderdrukken, maar dat is niet gelukt. Het is gemakkelijk te begrijpen waarom mensen een herinnering aan de overvloed van de aarde wilden vieren als je bedenkt dat de winter een extreem zwaar seizoen was dat voor veel mensen de hongerdood betekende. Elk sprankje licht en hoop dat men kon vinden was zeer welkom tijdens de donkerste tijd van het jaar.

De kerstboom – die eigenlijk een sparrenboom is en geen dennenboom – zoals we die nu kennen is pas veel later in onze geschiedenis gekomen. Het verschil tussen een den en een spar is makkelijk te zien. Bij een den zitten naalden als tweetal (duo) aan de tak. Een sparrennaald zit alleen (solo) aan een tak.

Het gebruik van versierde en verlichte kerstbomen ontstond in het westen van Duitsland in de Elzas. Men versierde de kerstboom met appels, rozen van papier en suikerwerk. Vooral bij welgestelde lieden thuis. Arme kinderen uit de buurt mochten er dan aan komen schudden. De traditie verspreidde zich pas in de negentiende eeuw over heel Duitsland. De Engelse koningin Victoria, die gehuwd was met de Duitse prins Albert, introduceerde het gebruik van de kerstboom in Engeland. 

Vinden ...

Yuletree.jpg